De kleine kloostergang is een wandelruimte met veel groen. Voor de kartuizers was het een afspiegeling van het Hemelse Jeruzalem.
Ondanks deze weelde, was de stijl er sober en kenmerkend voor de smaak van de inwoners van Avignon in de tijd van de pausen. De met grijnzende beesten versierde onderzijde van de gewelfaanzetten zijn hier afgebeiteld en waren voorzien van een neutrale stuclaag die op verschillende plaatsen nog aanwezig is.
Aan de westkant voerde de kruisgang naar de refter, voormalige eetzaal (tinel) van Innocentius VI.
De Kapittelzaal lijkt klein, omdat hij bij de stichting in 1356 voor slechts twaalf monniken was bestemd. Rondom ingesloten door gebouwen, was uitbreiding later niet meer mogelijk. In tegenstelling tot wat men in de abdij van Sénanque kan zien en in alle cisterciënzer abdijen waar het kapittel open staat voor de blik en voor het licht van buiten, bevat deze ruimte bij de kartuizers slechts een deur die dicht wordt gehouden (hier komt de uitdrukking: geen stem in het kapittel hebben vandaan). Het is het kapittel van de paters. Het gebouw heeft ook een kapittel voor de broeders.
In het kapittel wordt gebiecht en penitentie ontvangen. Hier wordt tevens de regel van de orde gelezen, men leest er een kapittel (hoofdstuk). Het is de plaats van de prior predikt voor belangrijke ceremonies. Hier worden ook de novices opgenomen. Het is de vergaderruimte voor daden van beheer (verkopen van land, een vat wijn, enz.) Als de gemeenschap zich ergens toe verbindt is overleg nodig.
Dit schilderij sierde oorspronkelijk een van de retabels van de kapittelzaal.